Vincent van Gogh beschikte over de Nederlandstalige tekst van het Eeuwig Edict uit 1611. Maar kon Vincent dat dan zomaar gebruiken voor codes in zijn schilderijen? Vroeg de Geldropse kasteelheer Hoevenaar daar geen vergoeding voor? Het antwoord is “nee”. Men had Vincent namelijk uitverkoren voor de toepassing van het Edict. Vincent toonde dit gegeven via codes in drie schilderijen aan. Hij deed dat bovendien door ook het 14e eeuwse dichtwerk Beatrijs erbij te halen en de ruïne van de 12e eeuwse Duitse burcht Ror.
De in de inleiding genoemde drie schilderijen zijn op één na al op deze website beschreven. Het gaat om “Populierenlaan in de herfst” en “Populierenlaan bij zonsondergang (volgens mij: zonsopkomst)”, beide van oktober 1884. Ik toonde een vierkant van 99 x 99 cm aan, waarin beide schilderijen passen. Hieronder geef ik datzelfde vierkant nogmaals weer. Het in de inleiding genoemde dichtwerk Beatrijs (1374) komt later in dit artikel aan bod.
Het gaat nu om het geheime vak linksonder. In de afmeting ervan zit een codering via het Eeuwig Edict verborgen, die ik in het eerder genoemde artikel onthul. Waar het nu om gaat is dat dit geheime vak bestemd is voor een derde schilderij. Dat is Vincents werk “Onkruid verbrandende boer“, olieverf op doek, met als afmeting 30,5 cm hoog en 39,5 cm breed. Hij schilderde dit werk toen hij in in 1883 een paar maanden in Drenthe verbleef.
Sotheby’s
Tot voor kort was dit vroege werk van Vincent in buitenlandse particuliere handen. Toen het in 2019 bij Sotheby’s in New York ter veiling werd aangeboden, besloten het Drents Museum in Assen en het Van Gogh Museum in Amsterdam gezamenlijk tot aankoop over te gaan. Het werk wordt afwisselend in beide musea getoond. Tot 1 januari 2027 kan het in het Drents Museum worden bezichtigd. Daarna komt het voor een aantal jaren in het Van Gogh Museum te hangen.

(Wikimedia Commons)
Het is een donker schilderij in de avondschemering. Toch zijn er ook schaduwen op te zien in het licht van het vuurtje waarmee een boer onkruid verbrandt. Het is zeker dat het hier om onkruid c.q. plantafval gaat en niet om ander materiaal. In brieven aan zijn broer Theo heeft Vincent het namelijk steevast over het “onkruidverbrandertje”. Hieronder zal blijken dat dit onderscheid (onkruid versus andere materie) belangrijk is in de code die Vincent hanteert.
Drenthe
Een opmerkelijk detail in het geheel is dat dit schilderij direct te maken heeft met Vincents “Populierenlaan”- schilderijen van oktober 1884. Daarin heeft hij een aanwijzing naar de non Beatrijs verwerkt, waarover straks meer. Het “onkruidverbrandertje” is in oktober 1883 in Drenthe vervaardigd en de twee andere genoemde schilderijen precies een jaar later, in oktober 1884 in Brabant (Nederwetten).
Het verband tussen de drie schilderijen blijkt uit een schets van Vincent in een brief aan Theo, van rond 22 oktober 1883:
De boerderij rechts lijkt, gezien op de kopse kant, veel op de Schoteldonkse Hoeve die Vincent in “Populierenlaan in de herfst” heeft afgebeeld. Het heeft er alle schijn van dat Vincent al in 1883 een coderingsplan had met betrekking tot de drie schilderijen. Zij kunnen alle drie in het vierkant van 99 x 99 cm worden ingepast. Het Drentse schilderij geeft een horizontaal tafereel, maar dient verticaal in de huidige voorstelling van het vierkant te worden opgenomen:
Opmerkelijk aan het schilderij met de onkruid verbrandende boer is, dat hij een eenzame figuur is op een verder weidse vlakte met een zekere gelaagdheid. Deze “vlakte” kan verwijzen naar het begrip “oppervlakte” (boer op (per) vlakte) en dat is precies wat Vincent hier bedoelt aan te geven.
Verf
Eerst bepaal ik de oppervlakte van het vak linksonder: 32,2 x 53,2 = 1713 (naar beneden afgerond). Afgezet op het Eeuwig Edict:
1713 als wet 17, woord 13: materie
Daarna bepaal ik de oppervlakte van het schilderij met de boer, dat in het vak linksonder past: 30,5 x 39,5 = 1204 (ook naar beneden afgerond). Afgezet op het Eeuwig Edict:
1204 als wet 12, woord 04: voorseyde
Dit ziet er uit als het raadseltje “wat is de materie van de voorzijde?”. De oplossing daarvan is duidelijk. De materie (het materiaal) van de voorzijde van het ingepaste schilderij is heel simpel gezegd verf. Deze uitkomst ga ik hieronder toepassen.
Vierkantswortel
Door nu de twee cijfermatige uitkomsten op elkaar in mindering te brengen, ontstaat de oppervlakte van de vrijgekomen rand tussen het schilderij en het aanvankelijk lege vak. Het verschil tussen beide is: 1713 – 1204 = 509. Daar neem ik nu de vierkantswortel uit.
Waarom een “vierkant“? Omdat ik het nu eenmaal over het vierkant van 99 bij 99 cm heb. En waarom een “wortel“? Dat heeft te maken met de onkruidverbranding op het schilderij. Als je het onkruid alleen schoffelt, laat je de wortel in de grond zitten en komt het net zo snel weer terug. Je vernietigt onkruid het beste door ook de wortel uit de grond te trekken. Op het schilderij wordt dus onkruid verbrand, inclusief de wortels die je er niet op ziet. Daarmee is dat een geheime aanwijzing naar “wortel”, die meteen verbrand moet worden. Ik neem aldus de wortel uit 509 = √ 509 = 22,56. Deze uitkomst zet ik vervolgens weer af op het Eeuwig Edict van 1611:
wet 22, woord 56 = denommeren
Het woord “denommeren” betekent “benoemen”. En wat heb ik hierboven benoemd? Dat was de verf. Vincents gedachtegang volgend, voeg ik beide woorden samen, met dit resultaat:
denommeren verf = (in anagram) verf de non eer mm
Beatrijs c.q. Maria Magdalena
Deze uitkomst betreft kennelijk een opdracht aan Vincent, die hij ook heeft uitgevoerd. Precies een jaar later, in 1884, schilderde hij immers in Nederwetten zijn al genoemde werk “Populierenlaan in de herfst”. Daarop staat inderdaad een non afgebeeld. Vincent doelt hiermee, naast andere betekenissen, op de non uit het 14e eeuwse dichtwerk Beatrijs. Op zeker moment in het dichtwerk verkocht de non noodgedwongen haar lichaam. Daarmee schaarde zij zich onder de vermeende leefwijze van Maria Magdalena, die destijds door de Kerk als een prostituee werd weggezet.
Hooidonk
Critici zullen nu aanvoeren dat Beatrijs tot een cisterciënzer klooster behoorde. In mijn artikelen over de “Populierenlaan in de herfst” schrijf ik dat de non aan de brug over de Hooidonkse Beek staat. Dat is een verwijzing naar de voormalige Priorij van Hooidonk. Dat was een klooster van de reguliere kanunnikessen van Augustinus. Deze priorij lag aan de Dommel, niet ver van de door Vincent geschilderde populierenlaan. Vincent zou echter Vincent niet zijn als hij niet een tegenbewijs voor de aard van het klooster had ingebouwd. Nabij Zoersel (België) bestaat namelijk ook een gehucht Hooidonk en daar in de buurt bevond zich wél een cisterciënzer klooster.
Vergeven zonde
Ik schreef al eerder over Beatrijs in relatie tot Maria Magdalena in dit artikel op deze website. Het verhaal in het kort: Beatrijs was een non die op zeker ogenblik het klooster verliet om te gaan samenleven met een oude jeugdvriend. Aanvankelijk rijk met twee kinderen, verviel ze na 7 jaar in armoede en ging ze – om haar kinderen te onderhouden – haar lichaam verkopen. Na nog eens 7 jaar kreeg ze berouw en keerde ze terug naar het klooster. Daar had niemand haar gemist, omdat de Heilige Maria – tot wie Beatrijs altijd was blijven bidden – haar taken steeds had waargenomen. Daarmee had Maria Beatrijs haar zonde vergeven.
Cleine bate
Het dichtwerk uit vermoedelijk 1374 begint met een initiaal van de letter V. De eerste zin is “Van dichten komt mi cleine bate” (in modern Nederlands: Van schrijven krijg ik weinig voordeel).

(Wikimedia Commons)
Ik denk dat Vincent van Gogh hier wel iets van zichzelf in herkende. Daarom paste hij de tekst virtueel aan naar “Van SCILDEREN komt mi cleine bate“. Een dergelijke zin kwam Vincent goed uit, want ten eerste was het waar en ten tweede kon hij er een mooi anagram van maken:
“Van scilderen komt mi cleine bate“ = vincents belommerde calcinatie
Dit slaat op Vincents schaduwrijke (belommerde) schilderij met het onkruidverbrandertje. Het is een verwijzing naar de tijd vóór 1774, toen het alchemistische begrip “calcinatie” nog gelijk stond aan “verbranding” (tot wit poeder). Dat idee veranderde na de ontdekking van zuurstof als aanjager van vuur, in 1774.
N N N
Nu ik het dichtwerk Beatrijs heb aangevoerd als aanvullende codebron voor Vincent, wil ik terugkomen op mijn artikel over Vincents geheime relatie met Kee Vos. Daarin beschreef ik hoe Vincent het getal “pi” (3,14) toepaste op zijn schilderij door in de bomen driemaal een letter “N” (14de letter van het alfabet) te verbergen. Weergegeven als schuine takken tussen vier bomen:
In het bewuste artikel schreef ik over de drie letters “N” inzake de afwijzing van Kee op een huwelijksaanzoek van Vincent met “Nooit, Neen, Nimmer”. Nu blijkt dat Vincent de non in de populierenlaan ook vergeleek met de prostituee Maria Magdalena. Dat betekent dat hij heimelijk ook Kee Vos in datzelfde licht kan hebben beschouwd.
Op het schilderij beeldt Vincent de non dus mogelijk af als Beatrijs. Daarmee komt er een tweede betekenis naar voren. Dat krijg ik als ik het getal “14” in de dichtregels van Beatrijs driemaal weergeef, als regel 141, 142 en 143:
regel 141 (14-1): Nemt te pande mijn trouwe
regel 142 (14-2): “Vercorne vrient”, sprac die ioncfrouwe,
regel 143 (14-3): “Die willic gerne van u ontfaen,
Ik heb redenen om aan te nemen dat Vincent de jonkvrouw in het dichtwerk Beatrijs vergeleek met Anna Marciane Catharina Holmberg de Beckfelt (1823-1905). Ook deze naam komt gecodeerd voor in Vincents werk “Populierenlaan in de herfst”. De hiervoor genoemde Catharina was de echtgenote van de Geldropse kasteelheer Hoevenaar.
Regel 141: “Nemt te pande mijn trouwe” betekent: “neem als pand mijn trouw“, maar kan ook worden uitgelegd als “vertrouw mij in dit pand”. Vincent zag dat dan als zijn eigen woorden en het pand was in dat geval Kasteel Geldrop.
Regel 142: “Vercorne vrient, sprac die ioncfrouwe” betekent: “uitverkoren vriend, sprak de jonkvrouw“, maar “vercorne vrient” kan in anagram ook betekenen: “erve ror, Vincent”. Het woord “erve” betekent dan zoveel als “je zult erven”.
Bisingen
Ror (foto bovenaan dit artikel) is een werkelijk bestaande kasteelruïne midden in de bossen nabij de Duitse stad Bisingen. Van de ruïne is alleen de schildmuur nog over. De naam Ror en die schildmuur vormen twee nieuwe aanwijzingen* die Vincent heeft geïmplementeerd in zijn schilderij “Sterrennacht boven de Rhône” van 1888. Een en ander toont aan dat Vincent mogelijk uitverkoren was om speciaal die aanwijzingen te ontvangen.
*Genoemde aanwijzingen bestaan uit skold (= schild in het Zweeds). De letter “o“, in het midden van de rivier, zit in het woord “skold” vervat. De aanwijzing op “Sterrennacht boven de Rhône” wordt “muur” (van schild-muur). Dit is een verwijzing naar de voormuur (= voorgevel) van het Gele Huis in Arles, waar Vincent in 1888 woonde. Maar ook naar de muur (zuidgevel) van Kasteel Geldrop, met de verwijzing naar het Eeuwig Edict.
Terug naar “Bisingen“. Uit deze naam kan “bis-ingen” worden afgeleid, oftewel 2x “ingen”. “Van “ingen-ingen” kan dan weer (in anagram) “geen inning” worden gevormd. Met andere woorden, Vincent kreeg zijn aanwijzingen via Kasteel Geldrop, inclusief de Edict-code, aangereikt zonder dat hij daar iets financieels tegenover hoefde te stellen.
Regel 143: “Die willic gerne van u ontfaen” betekent: “die (trouw) wil ik graag ontvangen“. Dat zei de jonkvrouw, maar Vincent wilde het lezen als “die (aanwijzingen of instructies) wil ik graag ontvangen.”
Reageren op dit artikel? Dat kan niet in het openbaar. Wel is het mogelijk om rechtstreeks naar de schrijver (Jan Bakker) te reageren. Gebruik hiervoor het formulier op de contactpagina.